Wat is de betekenis van Glänzen?

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

glanzen

glanzen - Werkwoord 1. absoluut in zekere mate licht weerspiegelen of voortbrengen De worstelaars wreven zich in met olie tot zij glansden. glanzen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord glans Synoniemen glansen

2025-07-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

glanzen

glanzen - regelmatig werkwoord uitspraak: glan-zen 1. zacht licht weerkaatsen ♢ haar haren glanzen in de zon Regelmatig werkwoord: glan-zen ik glans jij/u glanst ...

2025-07-27
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Glanzen

In rijstpelmolens, nabewerking om de gepelde rijst een mooier aanzien te geven (ook poetsen genoemd).

2025-07-27
Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

GLANZEN

(Fr.: glacer; Du.: Hochglanztrocknen; Eng.: to glaze, ferrotyping), het verkrijgen van hoogglans op (glanzend) fotografisch papier door het te drogen terwijl de beeldlaag in nauw contact is met een glad gepolijst oppervlak, bijv. een spiegelglasplaat of de metaalplaat van een glansmachine. Meer en meer worden de conventi...

2025-07-27
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Glanzen

Gepelde rijst wordt soms voorzien van een dun laagje glucosestroop om haar een sterk glanzend uiterlijk te geven (z. Rijstpellerij).

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Glanzen

v., glânz(g)je; (van welvarendheid), blier(k)je; (schitteren), brille, brilje.

2025-07-27
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Glänzen

blinken, schitteren; glanzen; glimmen (neus, oud costuum).

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

glanzen

glansde, h. geglansd (1 zacht blinken, stralen, flonkeren; 2 doen blinken): 1. de sterren glanzen; een glanzende zijden hoed, glimmend; metalen doen glanzen, blinken; zijn ogen glanzen van vreugde, schitteren; 2. garens glanzen, het papier glanzen.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

glanzen

(glansde, heeft geglansd) 1. gelijkmatig lichtstralen afwerpen: de sterren -. Syn.➝ blinken. 2. glimmen: een -de zijden hoed. 3. blinken: metalen doen -. 4. schitteren: zijn ogen glansden van vreugde. 5. doen blinken: papier, strijkgoed -.