Gijgen
GIJGEN, (gijgde, heeft gegijgd), ook GIEGEN, (Zuidn.) gichelen, lachen: hij doet niets dan gijgen en gachen; vgl. GIEGAGEN.
J.H. van Dale (1898)
GIJGEN, (gijgde, heeft gegijgd), ook GIEGEN, (Zuidn.) gichelen, lachen: hij doet niets dan gijgen en gachen; vgl. GIEGAGEN.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: