gigantisch
(1982) (bijw.) (inf.) ontzettend; ontzaglijk. • „Ik vind dat gigantisch slecht. Als elke specialist ƒ 45.000 inleverde, ongeveer de brutokosten van een beginnend verpleegkundige, en we voeren die operatie vandaag de dag uit, dan hebben we 6300 verpleegkundigen aan de bak," redeneerde hij simpelweg. (Leeuwarder courant, 31/03/1982)...