Wat is de betekenis van gibberen?

2025-07-24
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

gibberen

giechelen (informeel) Toen tilde hij haar op zijn rug en rende als een paard met haar rond, zodat ze meteen begon te gibberen. Daarna zette hij haar weer in het gras en droogde haar traantjes. Anders ziet moeder het, en dan krijg ik een standje, mompelde hij. (Hugo Raes, Het jarenspel) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangb...

2025-07-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

gibberen

(gibberde, gegibberd) giechelen van meisjes. Terwijl de anderen een beetje oneerbiedig staan te gibberen - zoiets kan toch de beste overkomen - onderneemt Thieu verscheidene pogingen om het thuisfront te bereiken. - BvL, 11-05-2002.

2025-07-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

gibberen

Van pers., inz. van meisjes: halfgesmoord, op hoge toon lachen; giechelen. Ik hoor de twee, die elkaar voor een half uurtje nog nooit gezien hadden, lachen en gibberen als hadden ze samen op de schoolbanken gezeten, VERMEYEN 1947, 86. Ik zou leren schaatsen. Mijn kinderen gibberden al onverdraaglijk toen ik op de glanzende ijsvlakte verscheen, ...

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten