Wat is de betekenis van gezemel?

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

gezemel

(16e eeuw) (inf.) gezeur; nutteloos gepraat. Van het werkwoord 'zemelen*'(zeuren, maar ook: talmen). Reeds aangetroffen bij Bredero (ghesymel) en in de 'Historie van Mejuffrouw Cornelia Wildschut, of de Gevolgen der Opvoeding' (1793-1796). • Hij heeft immers alweer genoeg van dat “gezemel” van het vr...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gezemel

gezemel - Zelfstandignaamwoord 1. gezeur, gefemel, geteem Woordherkomst Naamwoord van handeling van zemelen met het voorvoegsel ge-

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gezemel

(gə'ze:məl) o. het aanhoudend zemelen, zeuren.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gezemel

GEZEMEL, o. aanhoudend gezeur, geteem. GEZENUWD, bn. (in samenst.) zulke zenuwen of spieren hebbende als de bepaling uitdrukt; de sterkgezenuwde Romeinen.

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)