Wat is de betekenis van gezellig?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

gezellig

(2023) (euf.) dik. Vgl. andersgebouwd*; corpulent*; forsgebouwd*; gezet*; goedgevuld*; volumineus*; zwaargebouwd*. • Lichaamspositiviteitsactivisten pleiten vaak wel voor het gebruik van de term ‘dik’. Zij stellen dat eufemismen of verkapte termen als ‘mollig’, ‘gezet’, ‘rond’, ‘gezellig&rs...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gezellig

gezellig - Bijvoeglijk naamwoord 1. sociaal aangenaam Wat een gezellig diner! 2. knus Dit is een gezellige kamer. 3. leuk, onderhoudend Dit is een gezellige brief. Woordherkomst Afleiding va...

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gezellig

gezellig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-zel-lig 1. wat een aangename sfeer heeft ♢ het was een gezellige avond Bijvoeglijk naamwoord: ge-zel-lig ... is gezelliger dan ... het geze...

2025-07-24
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

gezellig

gezellig

2025-07-24
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gezellig

Germanisme (‘gesellig’) voor ‘sociaal’ m.b.t. planten en dieren. Men verstaat onder g. samenleven: bij dieren het leven in kolonies (b.v. mieren, roeken), kudden (b.v. bavianen, hoefdieren) of staten (b.v. termieten); bij planten een dicht bijeen groeien van individuen van één soort, hetzij ten gevolge van vege...

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gezellig

adj., gesellich, smûk, smout.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gezellig

bn., bw. (aangenaam, onderhoudend, prettig); hij is gezellig van aard; een gezellig avondje; een gezellige kamer; in de gezellige omgang, in het vriendschappelijk verkeer; gezellig praten, gezellig bij elkaar.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gezellig

(gə'zelləch) bn. en bw. (-er, -st) 1. geneigd om met anderen te verkeren : van aard, van natuur. 2. aangenaam, onderhoudend, prettig : een -e baas; het leven, verkeer; de -e omgang; een -e woning; een avondje; praten; bij elkander zitten.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gezellig

bn. enbw. (-er, -st), I. bn., 1. neiging hebbend om met anderen te verkeren: gezellige dieren, dieren die gewend zijn aan het verkeer met mensen of in groepen levende dieren; de mens is een — dier, heeft behoefte aan gezelligheid; 2. waarin men met anderen verkeert: gezellige bijeenkomsten; het gezellige leven, de gezellige omgang, de sa...