Wat is de betekenis van Getuig?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

getuig

(1873) (Vlaanderen, inf.) persoon. • Een aardig getuig van een ventje. (Leonard Lodewijk De Bo: Westvlaamsch Idioticon. 1873) • (P.J. Cornelissen & J.-B. Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch Dialect. 4 delen. 1899-1906)

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

getuig

getuig - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van getuigen ♢ Ik getuig 2. gebiedende wijs van getuigen getuig! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van getuigen getuig je?

2025-07-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

getuig

(het) gereedschap, tuig van een dier, uitschot, gepeupel, tuig.

2025-07-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

getuig

Tuig (van een paard), vand.: in het getuig zijn, druk bezig zijn; - gereedschap (van een handarbeider); - gemeenz. ook in toep. op pers., in ’t bijz.: gemeen volk, tuig. Waarom kan die nu niet als een fatsoenlijk mens leven, ’s avonds op tijd thuis zijn en op zijn bed slapen ? En dat paard, ocharme. Dat staat daar zo’n hele...

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

getuig

as getuie verklaar, bevestig; bewys lewer, (aan)toon.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

getuig

o. (Z.-N. gereedschap, paardetuig).

2025-07-24
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Getuig

Getuig - gereedschap, vnl. in den zin van een verzameling bijeenbehoorend gereedschap, zooals bijv. dat van een tuinman of een ambachtsman. In de bedrijfseconomie beschouwt men het g. als van korten levensduur en in de boekhouding is gebruikelijk op de grootboekrekeningen slechts de belangrijkste stukken afzonderlijk te vermelden. Veel stukken g. h...

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

getuig

(gə'tuich) o. tuig, gereedschap, getuigd bn. 1. van een tuig voorzien : een paard. 2. van tuigage voorzien : een schip.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Getuig

GETUIG, o. (Zuidn.) tuig, gereedschap het getuig van een paard; timmermansgetuig; — ook als gemeenzame benaming voor een persoon een aardig getuig van een ventje; — (minachtend) tuig, plebs.