Wat is de betekenis van Getrouwig?

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

getrouwig

bn., bw. (Z.-N. getrouw).

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Getrouwig

GETROUWIG, bn. bw. (Zuidn.) getrouw. GETROUWIGHEID, v. getrouwheid; —, (...heden), uiting, daad van getrouwheid.

Gerelateerde zoekopdrachten