getroost
getroost - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van getroosten 2. gebiedenwijs van getroosten 3. voltooid deelwoord van getroosten getroost - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van troosten
Wiktionary (2019)
getroost - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van getroosten 2. gebiedenwijs van getroosten 3. voltooid deelwoord van getroosten getroost - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van troosten
M. J. Koenen's (1937)
bn. (gesterkt; met moed; niet angstig; gelaten iets doende of ondergaande): een getrooste moeder; getroost de dood tegemoet gaan, met gelatenheid; in God getroost; hij is zijn lot getroost, berust.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
(gə'tro:st) bn. 1. moedig : wees, blijf -. 2. berustend, gelaten : in God -; in zijn lot zijn; de dood te gemoet zien. getroosten, zich (getroostte zich, heeft zich getroost) zich laten welgevallen : zich veel inspanning, moeite, offers, opofferingen -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-er, meest -), gesterkt van gemoed, niet angstig, gelaten iets doende of ondergaande: hij wachtte zijn lot af.
J.H. van Dale (1898)
GETROOST, bn. (-er, meest -), kalm, niet angstig, gelaten iets doende of ondergaande: hij wachtte getroost zijn lot af; — ik ben den dood getroost, ik heb moed om te sterven, ik onderwerp er mij zonder vrees aan; — hij is zijn lot getroost, berust met gelatenheid in zijn lot.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: