Wat is de betekenis van gestemd?

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gestemd

gestemd - Bijvoeglijk naamwoord 1. in een bepaalde gemoedstoestand Een optimistisch gestemde groep ging welgemoed aan het werk. gestemd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van stemmen

2025-07-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gestemd

gestemd - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-stemd 1. in een vrolijke of sombere bui zijn ♢ hij was vrolijk gestemd vandaag Bijvoeglijk naamwoord: ge-stemd de/het gestemde ...

2025-07-23
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

gestemd

gestemd - Muziekinstrumenten op de juiste of de gewenste toonhoogte brengen. Gebruik 'afstemmen' voor het op de gewenste frequentie afstellen van geluidsapparatuur.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gestemd

bn. (in een stemming verkerende zoals door een bepaling wordt uitgedrukt: geluimd): goed gestemd zijn; gunstig jegens iem. gestemd zijn; niet gestemd zijn tot scherts, (om) te schertsen.

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gestemd

(gə'stemt) bn. in een bepaalde stemming verkerend : droef -; jegens iemand goed, gunstig zijn; weinig tot scherts, (om) te lachen.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gestemd

bn., in een zodanige stemming verkerend als een bep. noemt of uit het verband blijkt: hij is goed, gemelijk -; ik ben er nu niet toe -, mijn hoofd staat er nu niet naar.

2025-07-23
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

gestemd

gestemd geleed woord Zie: stem

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gestemd

GESTEMD, bn. in eene zekere stemming verkeerende hij is goed (kwalijk) gestemd, geluimd; ik ben er nu niet toe gestemd, mijn hoofd staat er nu niet naar. GESTEMDHEID, v. (dicht.) stemming.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gestemd

Gestemd, dw. zie STEMMEN. *-, bn. goed -, kwalijk -, in eene goede of kwade luim.