gesteggel
(19e eeuw) (ook: gestechel) (inf.) ruzie; herrie; getwist. Van het werkwoord ‘steggelen’. O.a. bij Cornelissen & Vervliet (Idioticon van het Antwerpsch Dialect. 4 delen. 1899-1906). • .... ik kan er nie tege, tege dé gesteggel.... (De Gids, Volume 42, Delen 3-4. 1878) • Lof en blaam voor de vrouw (Verg...