Wat is de betekenis van Gepikeerd?

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gepikeerd

gepikeerd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van pikeren

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Gepikeerd

bn [v. Fr. piquer = prikken, steken] geraakt, beledigd, op zijn tenen getrapt.

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Gepikeerd

ontstemd

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Gepikeerd

beledigd, gekrenkt

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gepikeerd

adj., koartkearich, rekke.

2025-07-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

gepikeerd

geneigd, beledigd, ontstemd, op zijn teentjes getrapt.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gepikeerd

bn., bw. (op zijn tenen getrapt, geraakt, ontstemd, gekrenkt; gebelgd): die dame is nog al gauw gepikeerd; zie pikeren.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gepikeerd

('ke:rt) bn. en bw. boos, ontstemd : gauw zijn; antwoorden.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gepikeerd

bn. enbw., geraakt, gebelgd, ontstemd, boos: gauw zijn; antwoorden, zoals iemand doet, die in zijn wiek geschoten, beledigd is.