Wat is de betekenis van Genaai?

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

genaai

(1967) (plat) geslachtsgemeenschap, seks. Syn.: geneuk*. • Zij zijn routiniers geworden, ook in hun dwangmatig genaai, die de wraaklust heeft van chauffeurs in bed met mevrouw van de baas. (Max Dendermonde: Inzake de liefde. (1967) • Toch leert het corpus van de Werkgroep Frequentieonderzoek van het Nederlands dat daarin het...

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Genaai

GENAAI, o. het telkens of voortdurend naaien.