Wat is de betekenis van gemekker?

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

gemekker

(1949) (inf.) gezeur, gezanik. • Je gemekker verveelt me, makker! (De vrije pers, 27/10/1949) • Een krijsend en verward betoog bracht Kappie op de hoogte van het geschil. „Stop dat gemekker!” besliste hij ten slotte. (Algemeen dagblad, 12/09/1956) • „Hou op met dat gemekker!” pufte Kapp'e, d...

2025-07-25
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press