Wat is de betekenis van Gemächt?

2025-07-22
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

gemacht

(1351) (ook: gemachie) (euf.) mannelijk of vrouwelijk geslachtsorgaan. Beide betekenissen reeds bij Kiliaan. Afgeleid van het woord 'macht' met het versterkende voorvoegsel 'ge'. • Hij heeft een ongemak aan zijn gemacht. Men gebruikt dit woord alleen in den vertrouwelijken omgang. (Pieter Weiland: Nederduitsch taalkundig woordenboek. 1799) &b...

2025-07-22
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gemacht

s.n., machten, pl.

2025-07-22
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gemacht

goed, in orde!; ein gemachter Mann, een man in bonis.

2025-07-22
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gemächt

maaksel; geslachtsdelen.

2025-07-22
Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

gemacht

(Assen) leest, deel van 't lichaam.

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gemacht

GEMACHT, o. de schaamdeelen. GEMACHTJE,o.