gemacht
(1351) (ook: gemachie) (euf.) mannelijk of vrouwelijk geslachtsorgaan. Beide betekenissen reeds bij Kiliaan. Afgeleid van het woord 'macht' met het versterkende voorvoegsel 'ge'. • Hij heeft een ongemak aan zijn gemacht. Men gebruikt dit woord alleen in den vertrouwelijken omgang. (Pieter Weiland: Nederduitsch taalkundig woordenboek. 1799) &b...