geleikorst
v./m. (-en), verschillende soorten kleine ➝zakpijpen (manteldieren), die korstvormige kolonies vormen op stenen, schelpen, e.d.; langs de Ned.-Belg. kust algemeen voorkomend.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m. (-en), verschillende soorten kleine ➝zakpijpen (manteldieren), die korstvormige kolonies vormen op stenen, schelpen, e.d.; langs de Ned.-Belg. kust algemeen voorkomend.
J.H. van Dale (1898)
GELEIKORST, v. (-en), (nat. hist.) geslacht van aaneenverbonden kleine weekdieren, tot de orde der manteldieren behoorende (botryllus), wier gemeenschappelijk lichaam eene geleiachtige, doorzichtige korst vormt.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: