geldmakerij
(geltmakə'rij) v. (-en) I. Eig. het geld maken. II. Metn. 1. inrichting daarvoor. 2. middel om geld te verdienen.
Jozef Verschueren (1930)
(geltmakə'rij) v. (-en) I. Eig. het geld maken. II. Metn. 1. inrichting daarvoor. 2. middel om geld te verdienen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v., onderneming waarbij men alleen het verdienen van veel geld voor ogen heeft of dit inderdaad gebeurt: het is louter — van hem.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J.H. van Dale (1898)
GELDMAKERIJ, v. iets waar men geld mede maakt, verdient of tracht dit te doen het is louter geldmakerij van hem; dat kwakzalversmiddel is geldmakerij.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: