Wat is de betekenis van geklets?

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

geklets

geklets - Zelfstandignaamwoord 1. (onzinnig) gepraat, gezwets, ook wel roddel Woordherkomst Naamwoord van handeling van kletsen met het voorvoegsel ge- Verwante begrippen laster

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Geklets

s.n., kletspraet (it), kletserij.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Geklets

GEKLETS, o. het telkens of aanhoudend kletsen, een klets of klap geven laat dat geklets met die boeken, kwajongen het geklets der zweep; het geklets van den regen op de straatsteenen; — onbeduidend gebabbel, ijdel geklap: het geklets der politieke tinnegieters; hou je mond, je geklets verveelt me.

2025-07-27
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-27
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press