Geilen op
erg begeren; dol zijn op; opgewonden raken van; vurig willen bezitten. Oorspr. enkel van toepassing op personen, nl. ‘iemand met wellustige blikken verslinden’ (in die zin al voorkomend bij o.a. Bredero), maar tegenw. ook figuurlijk m.b.t. zaken die het voorwerp vormen van iemands hartstocht, bijv. geilen op geld.Opgenomen door Reinsma 1984. Vgl. g...