Wat is de betekenis van Gehots?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gehots

GEHOTS, GEHOS, o. het telkens of aanhoudend hotsen of stooten (van voorwerpen); (van personen die rijden) gestoot, geschok, gehossebos; — (van personen die zich al springende en dansende voortbewegen) springend, hortend en stootend gedans het wilde gehos van een troep kermisgasten.

Gerelateerde zoekopdrachten