Wat is de betekenis van geheel?

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

geheel

geheel - Zelfstandignaamwoord 1. alle delen zonder uitzondering Het geheel is vaak meer dan de som van de delen. geheel - Bijvoeglijk naamwoord 1. op alle delen zonder uitzondering betrekking hebbend Wikimedia is nu in de gehele wereld beke...

2025-07-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

geheel

geheel - bijwoord uitspraak: ge-heel 1. alle delen bij elkaar ♢ deze verzameling vormt een geheel 1. over het geheel genomen ... [in het algemeen ...] 2. geheel...

2025-07-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

geheel

eenheid, heel, gans, volkome.

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Geheel

s.n., gehiel (it); over het —, oer de heap, yn allen, op en del, op en hinne, op en út, trochstrings, trochstreeks, troch de bank, trochinoar; over het genomen, oer it hielal nommen; in het niet, net heal; in hetgeen, promt gjin.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

geheel

I. bn. (1 gaaf, ongeschonden, in deze bet. meestal heel; 2 gans, heel, waaraan niets ontbreekt, tegenstelling van gedeeltelijk in verschillende opvattingen): 1. geheel zijn; 2. geheel Amsterdam, alle Amsterdammers; een gehele week, volle; gehele brokken werden losgescheurd, grote; de gehele vergadering schrok; uit geheel uw hart; de gehele schuld...

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

geheel

I. bn. (gehele) 1. heel, maar minder gebruikelijk: zijn, worden. Syn. ➝ gaaf. 2. gans, heel: de stad was te been; gehele zinnen overslaan; een gehele week; de gehele kudde, wereld; ons gehele plan; uit mijn hart. ➝ getal. 3. groot: gehele stapels; gehele brokken werden weggerukt. II. o. (gehelen) vereniging der gezamenlijke delen, eenheid: een i...

2025-07-26
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Geheel

D. i. ongedeeld, moet alles zijn wat den Heere gewijd wordt, voor alle dingen het hart des menschen (Deut. 4 : 29; 6:5; 10:12; 26 : 16; 30 : 6, 10; Ps. 9 : 2; 89 : 12; 119 : 2, 10, 34, 58, 69, 145, 138; Spreuk. 3 : 5; Jer. 24: 7; 29 : 13 v.; Joel 2 : 12; Hand. 8 : 37). Zinnebeeldig wordt dat, wat geheel en ongedeeld den Heere waardig en overeenkoms...

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

geheel

I. bn., 1. gaaf, ongeschonden: dit kopje is nog — (in de gewone spreekt, heel); 2. waaraan niets ontbreekt, gans, heel, volledig in de som van zijn delen: — Amsterdam was op de been, alle inwoners van die stad, alle Amsterdammers; een getal, een natuurlijk, positief of negatief getal dat een zeker aantal malen een eenheid bevat zonder d...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

geheel

geheel bn. 'volledig, onverdeeld'; zn. 'de gehele hoeveelheid' categorie: geleed woord Mnl. gheheel 'gaaf, ongeschonden' zoals in in gehelre hud 'in de gave huid' [1236; CG I, 29], 'volledig, compleet' in Mar hi moet zeker doen dat goed gheheel tehoudene 'maar hij moet ervoor instaan, garanderen, die goederen on...