geen zak
(1944) (inf.) niets, geen zier. Syn.: geen bal*; geen biet*; geen blaas*; geen bok*; geen donder*; geen drol*; geen flikker*; geen fuck*; geen hout*; geen kloot* enz. • Daar had je geen zak mee te maken! Hou toch eens op! (Jac. van Hattum: Het brood van Ghisèle. 1944) • Hij meent er geen zak van, maar ik geef hem toch maar mijn za...