geen lor
(1902) (inf.) geen zier; niets. Syn.: geen bal*; geen biet*; geen blaas*; geen bok*; geen donder*; geen drol*, geen flikker*; geen fuck*; geen hout* enz. • ‘'t Gaat jelui allemaal geen lor aan! (Top Naeff: School-idyllen. 1900) • Kom! zei oom Eduard, - laat den jongen gaan, dat werk geeft toch geen lor.... (A.C.C. de Vletter: Palja...