Wat is de betekenis van geelgieter?

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

geelgieter

(1924) (Amsterdam, Leiden) (scheldw.) iemand met een gele gelaatskleur. • Leeleke geelgieter,... grabbelbakkie,... bî je weer afgelaje? (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925 (zesde druk). Eerste druk: 1924) • geelgieter, scheldnaam voor iemand met een gele gelaatskleur (Bodrij, 1980). (Leids...

2025-07-23
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

geelgieter

Schoonmakers van wc’s staan niet in hoog aanzien. In de zeventiende eeuw werden ze eufemistisch geelgieters of geelkuisers genoemd. De kleur van de urine moet de betekenis verhullen. In Utrecht had men destijds de ‘syndaelsniders*’.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

geelgieter

m. -s (ambachtsman, werkman of fabrikant, die gietwaren uit messing vervaardigt).

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

geelgieter

m. (-s), ambachtsman of fabrikant die gietwaren uit geelkoper of messing vervaardigt.