gebleven
(17e eeuw) (euf.) gesneuveld. Vgl. gevallen*; hij is de hemel* gaan bekeren; hij kan hovenier* op zijn buik spelen; het houten kruis* winnen (verdiend hebben); naar de maan* geschoten zijn; plaats gaan maken voor de achterblijvers; er hing poer* aan zijn paternoster. • O God, waer blijft mijn heer? is hy gebleven? (De werken van Vondel. Deel 3...