gebeiteld zitten
(1970) (inf.) in een gunstige positie, op rozen zitten. Vgl. het gelijkbeduidende: gebakken zitten* of gemetseld zitten*. Ook: het zit/gaat gebeiteld `het komt mooi in orde'. • Zolang je nu precies doet wat ik zeg, zitten we voor ons leven gebeiteld. (Rinus Ferdinandusse: En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal....