Wat is de betekenis van Gebären?

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gebaren

gebaren - Werkwoord 1. (ov) communiceren door het maken van gebaren Hij gebaarde mij dichterbij te komen. Verongelijkt gebaarde de speler naar de scheidsrechter. gebaren - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naam...

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gebaren

gebaren - regelmatig werkwoord uitspraak: ge-ba-ren 1. bewegen met de armen om iets duidelijk te maken ♢ Fabian gebaarde dat ik naar hem toe moest komen Regelmatig werkwoord: ge-ba-ren ik gebaar ...

2025-07-24
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

gebaren

veinzen Gaat ge nu gebaren dat ge uw eigen moeder niet ziet, schreeuwde het in Irenes hoofd. (Geertrui Daem, Het verdeelde huis) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 6 Vlaamsheid: 1

2025-07-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

gebaren

(gebaarde, gebaard) veinzen, doen alsof.- van niets gebaren, doen alsof zijn neus bloedt, niets laten blijken. zie krommenaas.

2025-07-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

gebaren

Van pers.: veinzen, doen alsof; ook reflex.: zich houden zoals in de bep. wordt uitgedrukt; - van niks, niets gebaren, doen alsof men nergens van af weet, niets laten blijken. - Zie ook s.v. krommenaas. Ondertussen hield hij..., als van niets gebarend, de struiken in het oog, die op ’n vijftig meter van hem af over de beek hing...

2025-07-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gebären

(gebar; geboren), baren, ter wereld brengen, voortbrengen; sie hat nie geboren, zij heeft nooit kinderen gehad; dieses Tier gebiert lebendige Junge, dit dier brengt levende jongen ter wereld; gebärende Kühe, kalvende koeien.

2025-07-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gebaren

1. sich gebaren, zich gedragen, zich voordoen. 2. Gebaren: gedrag, manier van doen.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gebaren

gebaarde, h. gebaard (Z.-N.doen alsof, veinzen): hij gebaarde, dat hij ziek was; hij gebaarde van niets, veinsde nergens van te weten; zich gebaren, zich houden.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gebaren

(gebaarde, heeft gebaard) gebaren maken: met handen en voeten -.