Wat is de betekenis van Gasthuisnon?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gasthuisnon

GASTHUISNON, v. (-nen), non of geestelijke liefdezuster die in een gasthuis, hetzij godshuis of hospitaal, zieken verpleegt: ...OPZICHTER, m. (-S), gasthuismeester; ...PREDIKER, m. (-s); ...VADER, m. (-s), het hoofd, de vader van een gasthuis; ...ZIEKE, m. en v. (-n).

Gerelateerde zoekopdrachten