Wat is de betekenis van gaspit?

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gaspit

gaspit - zelfstandig naamwoord uitspraak: gas-pit 1. brander van een gasfornuis ♢ dit is een fornuis met zes gaspitten Zelfstandig naamwoord: gas-pit de gaspit de gaspitten ...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gaspit

v. -pitten (het spitse buisje aan het uiteinde ener gasbuis, waar het gas ontstoken wordt, gasbek; ook: gasvlam).

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gaspit

v. (-ten) 1. spits buisje aan het uiteinde waarvan het gas brandt. 2. gasvlam.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gaspit

v./m. (-ten), spits buisje aan het uiteinde van een gasbuis, waaruit zich de vlam van het ontstoken gas ontwikkelt; metonymisch die vlam of het licht ervan.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)