Wat is de betekenis van garf?

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

garf

garf - Zelfstandignaamwoord 1. (landbouw) schoof garf - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garven ♢ Ik garf 2. gebiedende wijs van garven garf! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garven ...

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Garf

(garve) samengebonden graanhalmen; schoof

2025-07-25
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Garf

Salomon; geb. Amsterdam 6 december 1879, overl. Auschwitz, ca. 27 augustus 1943. Woonde en werkte in Amsterdam, Antwerpen 1905. Laren N.H. 1905-1914, Amsterdam van 1914 af Leerling van de Quellinusschool, de Rijksschool voor Kunstnijverheid en de Rijksakademie te Amsterdam o.l.v. A. Allebé, C. L. Dake, N. van der Waay (1890-1903) en G. Stur...

2025-07-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Garf

is een met 1 of 2 banden gebonden bundel van een rijp halmgewas, gewoonlijk granen of grassen.

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Garf

s., garve, skeaf.

2025-07-25
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Garf

van den Skr. wt. grebh = vatten, grijpen (vgl. ons grijpen en grabbelen); garf w. d. z.: zooveel als men met één hand kan grijpen.

2025-07-25
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

garf

garf zn. '(koren)schoof' categorie: waarschijnlijk erfwoord Onl. (mv.) garauon, garouon 'bundels, schoven' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. scove ende garven 'schoven en garven' [1300-50; MNW-R]. De herkomst is niet duidelijk. Garf betekent letterlijk 'het (samen)gegrepene'; het kan eigenlijk geen afle...

2025-07-25
Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

garf

gärv, gerve bundel, bos of schoof; van boekweit bölle, een garf rogge, een bos stroo, een schoof dak (d.i. lang stroo), boekweitenbölle (Ruinen, Borger), -bol (Balloo). Te Smilde, Assen heet alles bos. Gärven smiten (alg.), gärvensmiter (alg.) − hij of zij, die op de balken of de miet, zaodbult de garven van den schooter met een schötvörk afneemt e...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Garf

GARF, GARVE, v. (garven), (eigenl.) een bos afgemaaide en samengebonden graanhalmen, schoof in Gelderland maken vier garven een gast, vijf en twintig gast een vim; — garven opbinden, binden,, (dichterlijk ook samenvoegen enz.), de aren tot garven samenbinden, het werk der garvenbindster; — zoodra de garf van het land is, als het koren...