Wat is de betekenis van Gaps?

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gaps

gegaps, steel, gryp.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gaps

v. -en (handvol): een gaps kersen; gew.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gaps

v. (-en) [wsch. ~ gapen] Gew. handvol : een rogge.

2025-07-24
Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

gaps

(Dalen, Sleen, Zweeloo, Halen, Rolde, Annen, Zuidlaren, Vries, Balloo), gapse (Ann. Kan., Ruinerwold, Beilen, enz.), göpse (Holl. Veld, Hoogeveen), gesp (Dwingeloo), gap (Ruinen, Borger, Gasselte, Exl.mond, Valte), gapsvol, gapvolhandvol: zooveel er liggen kan in de beide hol naast elkaar gehouden handen. Een gapvol rogge, een gapsvol appels, een p...

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gaps

GAPS, v. (-en), (gew.) een handvol, eene hoeveelheid, die men òf in ééne hand, òf in de beide aan elkander gehouden open handen omvatten kan: eene gaps rogge; eene gaps geld.

2025-07-24
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gaps

Gaps, v. (-en), eene dubbele handvol.