Wat is de betekenis van Gant?

2025-07-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gant

handschoen; gant de Notre-Dame, vingerhoedskruid; akelei; ruig klokje; cela vous va comme un gant, dat zit u als aan ’t lijf gegoten; dat is net iets voor u; se donner les gants de qc., zich de eer (de verdienste) van iets toekennen; il est souple comme un gant, je kunt hem om de vinger winden; prendre des gants, voorzichtig te werk gaan; ne...

2025-07-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gant

gerechtelijke, publieke verkoping; bankroet; auf die Gant kommen, onder de hamer komen.

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

gant

gant, - m., handschoen; „zich ganteeren” : handschoenen aantrekken.

2025-07-24
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Gant

germ. sax. sicam Auctio. gal. encant.