Wat is de betekenis van Gackeln, gackern, gacksen?

2025-07-27
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gackeln, gackern, gacksen

kakelen; kwaken; babbelen, snappen; krijsen (v. meeuwen).

Gerelateerde zoekopdrachten