fuik
(1971) (spot.) directoire. Syn.: dirkje*. • De spottende benaming voor een dames-directoire met pijpen was van oudsher in Lith, Maren en Kessel bijvoorbeeld „fuik". (De Volkskrant, 01/10/1971)
Marc De Coster (2020-2025)
(1971) (spot.) directoire. Syn.: dirkje*. • De spottende benaming voor een dames-directoire met pijpen was van oudsher in Lith, Maren en Kessel bijvoorbeeld „fuik". (De Volkskrant, 01/10/1971)
Wiktionary (2019)
fuik - Zelfstandignaamwoord 1. een langwerpig visnet dat in een punt toelopend is ♢ De fuik wordt vaak gebruikt bij het vissen. 2. (figuurlijk) een val ♢ De politie zet een fuik op.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Muiswerk Educatief (2017)
fuik - zelfstandig naamwoord 1. langwerpig, in een punt toelopend visnet ♢ de visser had tientallen palingen in zijn fuik 1. in de fuik lopen [in een situatie komen waar je niet gemakkelijk meer uit komt]...
Meindert Schroor PhH (2016)
Kokervormig net, opengehouden door naar achteren toe kleiner wordende hoepels. Voor aan de fuik zijn één of twee rechthoekige vleugels vastgemaakt die de vis naar binnen leiden. Trechtervormige vernauwingen (inkels of kelen) beletten terugzwemmen. Het achterste deel van de fuik (kubbe) is dichtgebonden en wordt losgemaakt om het net te legen. Fuike...
drs. L.A. Beeloo (1981)
een net dat als een zak over hoepels gespannen is. Zij wordt uitgelegd om vissen te vangen; door een naar het midden toe smaller wordende opening komen de vissen binnengezwommen, maar kunnen niet meer terug.
Hans Heestermans (1977)
fuik - vrouwelijk schaamdeel; eig. ‘smal toelopende korf die uitgezet wordt om vissen te vangen’ (vgl. vissen e.d.). Dan ook waren mijn gedagten... op de Juyk van elke Non haar blanke buyk, of nette quabbetjes, s. v. RUSTING, Werken 2, 116 [1712].Hierbij: fuiken, geslachtsgemeenschap hebben. Hoe lang is 't wel geleden, dat je '...
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
Een cilindervormig net door hoepels opgehouden, aan de achterzijde afgesloten, aan de open voorzijde met een of meer zgn. vleugels, om de vis naar binnen te geleiden. Inwendig heeft de F. kelen, die de vis alleen in achterwaartse richting doorlaten. In Frl. worden meest aal -F.en gebruikt met vijf hoepels. De F. is van katoen, zijde of kunstgarens...
Veerman (1954)
Visvangtuig, bestaande uit 3 gedeelten; vleugel(s), middenlijf, kubbe. Langs de vleugel(s) wordt de te vangen vis via een trechter van netwerk in het middenlijf geleid en vandaar via één of twee kelen in de kubbe. Hel vangtuig wordt uitgezet en tegen de bodem gedrukt met fuikstokken aan vleugel(s) en kubbe. Aalfuiken zijn fijnmazig, v...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: