Fructifiëren
[Fr. fructifier, van Lat. fructificare, van fructus = vrucht, en facere = maken] vrucht opleveren.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr. fructifier, van Lat. fructificare, van fructus = vrucht, en facere = maken] vrucht opleveren.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[Lat. fructus, vrucht] (fructifieerde, heeft gefructifieerd), vrucht dragen, bloeien (ook fig.).
I.M. Calisch (1864)
Fructifiëren, ow. gel. (ik fructifiëerde, heb gefructifiëerd), vrucht dragen, bloeijen (ook fig.). *...TUARIUS, m. (regt.) vruchtgebruiker.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: