Wat is de betekenis van frisicus?

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

frisicus

frisicus - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) deskundige van de Friese taalkunde Woordherkomst afgeleid van Fries met het achtervoegsel -icus Synoniemen frisist

2025-07-28
Verklarend Woordenboek Plantennamen

Dr. C. A. Backer (1936)

frisicus

frísicus (-a, -um), - Friesch.

2025-07-28
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

FRISICUS

Beoefenaar van de moderne Fr. filologie. Deze term is wel het eerst gebruikt door F. Buitenrust Hettema in 1897, naar het voorbeeld van neerlandicus e.d.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

frisicus

[Lat.], m. (-ci), beoefenaar van de Friese filologie.