frisheid
frisheid - Zelfstandignaamwoord 1. jong, nieuw en nog niet vervallen of vermoeid ♢ Straks gaat ze op tournee met het repertoire van deze cd. Hoe behoudt ze dan haar frisheid en geloofwaardigheid? „Concerten zijn vooral vermoeiend door de omvang. Ik zing meestal acht à tien aria’s achter elkaar – twee u...