Wat is de betekenis van fricot?

2025-07-22
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

fricot

(19e eeuw) (< Fr.) (Vlaanderen, inf.) het eten. • Tut, tut, de fricot zal beter zijn. (Victor De Meyer-Roelandts: Hansken de schapendief: tooneelspel met zang in drie bedrijven. 1867) • Frico(t), (klemt, op co), znw., m. — Eten. J . Ze geven daar goeie frico. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwe...

2025-07-22
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Fricot

opgestoofd vlees; ’t eten.

2025-07-22
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

fricot

m. (Fr. Z.-N. eten), gmz. (ot = oo).

Gerelateerde zoekopdrachten