freewheel
(zelfstandig naamwoord) vrijloop vrijloopwiel
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
Wiktionary (2019)
freewheel - Zelfstandignaamwoord 1. (werktuigbouwkunde) een mechanisme dat de aandrijfas van een wiel (en daarmee dus het vervoermiddel) loskoppelt van de aandrijving, wanneer de aandrijfas sneller dan de aandrijving draait freewheel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van freewheelen ...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc De Coster (2017)
Freewheel - (Eng.) tandwieltje op de naaf van het achterwiel, dat, als men de trappers niet stilhoudt, niet met het achterwiel meedraait. Zie vrijloopnaaf.
Marc de Coster (2009)
Engels voor het tandwieltje op de naaf van het achterwiel, dat, als men de trappers niet stilhoudt, niet met het achterwiel meedraait. Werd rond 1900 uitgevonden. Zie ook vrijloopnaaf. Bij alle baanwedstrijden en door een paar wielrenners voor training, wordt een vaste overbrenging gebruikt. Daar is een speciale naaf voor nodig, met een enkel ‘vast...
Jan Luitzen (2009)
(het; -s) - wieltje op de naaf van de achteras van een fiets waardoor het achterwiel kan doorlopen zonder dat de trappers meegaan, syn. vrijloopnaaf, vrij wiel 3C van Eng. free (vrij) + wheel (wiel).
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Eng., lett.: vrijwiel; wheel verwant met Gr. kuklos = kring, wiel, en Lat. colus = spinnewiel] fietswiel dat ook vrij van de trapinrichting kan lopen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: