Wat is de betekenis van Freewheel?

2025-07-22
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

freewheel

(zelfstandig naamwoord) vrijloop vrijloopwiel

2025-07-22
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

freewheel

freewheel - Zelfstandignaamwoord 1. (werktuigbouwkunde) een mechanisme dat de aandrijfas van een wiel (en daarmee dus het vervoermiddel) loskoppelt van de aandrijving, wanneer de aandrijfas sneller dan de aandrijving draait freewheel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van freewheelen ...

2025-07-22
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Freewheel

Freewheel - (Eng.) tandwieltje op de naaf van het achterwiel, dat, als men de trappers niet stilhoudt, niet met het achterwiel meedraait. Zie vrijloopnaaf.

2025-07-22
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

freewheel

Engels voor het tandwieltje op de naaf van het achterwiel, dat, als men de trappers niet stilhoudt, niet met het achterwiel meedraait. Werd rond 1900 uitgevonden. Zie ook vrijloopnaaf. Bij alle baanwedstrijden en door een paar wielrenners voor training, wordt een vaste overbrenging gebruikt. Daar is een speciale naaf voor nodig, met een enkel ‘vast...

2025-07-22
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

freewheel

(het; -s) - wieltje op de naaf van de achteras van een fiets waardoor het achterwiel kan doorlopen zonder dat de trappers meegaan, syn. vrijloopnaaf, vrij wiel 3C van Eng. free (vrij) + wheel (wiel).

2025-07-22
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Freewheel

[Eng., lett.: vrijwiel; wheel verwant met Gr. kuklos = kring, wiel, en Lat. colus = spinnewiel] fietswiel dat ook vrij van de trapinrichting kan lopen.

2025-07-22
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Freewheel

vrijwiel

2025-07-22
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

freewheel

(Eng.) o. vrijloop, vrijwlel.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-22
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

freewheel

o. -s (Eng. zie vrijwiel).