Fors
bn. bw. (-er, -t), waar kracht uit spreekt, krachtig, stevig (met betr. tot personen vooral met gedachte aan nogal zware bouw): een forse kerel; een forse lichaamsbouw ; ook van de stem, en van handelingen en uitingen: een forse maatregel; een zaak fors aanpakken (soms in de zin van: met te veel kracht): een fors behandelde...