foeselen en faselen
(1925) (Barg.) behendig zijn bij het venten. • Met een sprong van Jan Toerlejoer en een mop op de roofnachthuizen, - wat brabbelde hij al niét achter den stal, als hij eenmaal aan het uitventen was; hij verstond zijn foesele en zijn faasele, om los te wurmen, als niemand, - lokte hij mans- en vrouwsvolk zooveel als hij wou. (I...