Fluim
v. (-en), 1. hoeveelheid slijmachtige stof die men opgeeft, kwalster: fluimen opgeven, lozen ; 2. (fig. gemeenz.) een fluim van een vent, iem. zonder karakter, kwal, mispunt.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), 1. hoeveelheid slijmachtige stof die men opgeeft, kwalster: fluimen opgeven, lozen ; 2. (fig. gemeenz.) een fluim van een vent, iem. zonder karakter, kwal, mispunt.
Marc De Coster (2020-2025)
1) (19e eeuw) (oorspr. stud.) onuitstaanbare kerel; misselijke vent; nietsnut. Ook wel een 'kwal' genoemd. Vermeld door Stoett (Nederlandsche Spreekwoorden. 1943, onder het lemma 'emmer'). • Een beroerde vent, zegt de een. Een fluim die boekjes schrijft, zegt een ander. (Johannes Kneppelhout: Studenten-typen. 1839-1841) •...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
fluim - Zelfstandignaamwoord 1. vocht dat in de mond vloeit uit de speekselklieren fluim - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fluimen ♢ Ik fluim 2. gebiedende wijs van fluimen ♢ fluim! 3. (bij inversie) tweede persoon enk...
Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)
Slijm uit je longen, luchtwegen of neusholte dat je uitspuugt. Slijm uit je longen of luchtwegen heet ‘sputum’ en als iemand het met wat moeite ophoest, heet zo’n fluim een ‘rochel’. Snot, uit je neus, kun je ophalen. Het komt dan in je keelgat en daarvandaan kun je het uitspugen. Ook dat is een fluim. Er kunnen bacteriën en bloedsporen in zitten....
M. J. Koenen's (1937)
o.-Fr. flume, v. Lat. flumen = stroom, 1. v. -en, fluimpje (slijmerig speeksel, inz. hoeveelheid slijm, die men tegelijk door de mond loost; uitgespuwde slijm, rochel); 2. m. -en (verachtelijk persoon, kwal): een fluim (van een vent).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: