Wat is de betekenis van fluency?

2025-07-22
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

fluency

(zelfstandig naamwoord) [alg.] zie: woordenboek E-N

2025-07-22
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

fluency

vloeiendheid, vaardigheid, vlotheid; bespraaktheid.

Gerelateerde zoekopdrachten