Wat is de betekenis van Flousen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Flousen

FLOUSEN, (flouste, gefloust), (Z. A.) foppen, bedriegen: hij floust; ik heb mij met hem gefloust.

Gerelateerde zoekopdrachten