Flenter
m. (-s), 1. kleine afgescheurde lap; alles ging aan flenters, werd kapot gescheurd; 2. zeer dun plakje of schijfje; meest in verkleinvorm: flentertjes van boterhammen.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. kleine afgescheurde lap; alles ging aan flenters, werd kapot gescheurd; 2. zeer dun plakje of schijfje; meest in verkleinvorm: flentertjes van boterhammen.
Marc De Coster (2020-2025)
(2009) (inf.) mannelijk geslachtsdeel. • (Seksuele volkstaal en eufemismen op Wikipedia. 2009) • (Piet van Sterkenburg: Rot zelf lekker op. Over politiek incorrect en ander ongepast taalgebruik. 2019)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
m. -s, flentertje (flard; klein afgeslagen of afgescheurd stuk; dun schijfje, plakje, reepje): iets aan flenters scheuren.
Jozef Verschueren (1930)
m. (-s;-tje) [msch. ~ flard] 1. Algm. stuk, brok, afgescheurde lap: alles ging aan -s; aan of in -s scheuren, slaan. 2. Inz. dun schijfje: een koud vlees.
J.H. van Dale (1898)
FLENTER, m. (-s), stuk, brok; flard, afgescheurde lap; alles ging aan flenters, werd kapot gescheurd.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: