Wat is de betekenis van fitting?

(Eng.), m. (-s), 1. deel van een electr. apparaat dat de verbinding vormt tussen de stroomdraden en een lamp; 2. hulpstuk bij het aanleggen van buisleidingen, dienend om verschillende pijpstukken met elkaar te verbinden; 3. (mv.) kleine onderdelen voor machines die in fabrieken bij massa gemaakt worden.

(zelfstandig naamwoord) [alg.] lamphouder; pasvoet - Ik heb een energiezuinig peertje in de lamphouder gedraaid.

fitting - Zelfstandignaamwoord 1. (elektrotechniek) houder van een gloeilamp (bajonetfitting, schroeffitting) 2. verbindingshulpstuk bij buisleidingen, mof, sok Woordherkomst Naamwoord van handeling van fitten met het achtervoegsel -ing

fitting - zelfstandig naamwoord uitspraak: fit-ting 1. van schroefdraad voorzien deel van een lamp waarin een gloeilamp gedraaid wordt ♢ in de fitting wordt contact gemaakt tussen de stroomdraden en de gloeilamp Zelfstandig naamwoord: fit-...

lamphouder

fitting - Een stuk pijp of een verbindingsstuk dat men gebruikt om andere stukken pijp met elkaar te verbinden.

is een deel van een elektrische lichtinstallatie, waarin de lamp is vastgeschroefd en met de leiding verbonden.

verbinding tussen electrische stroomdraden en lamp; hulpstuk tussen buizen; klein machine-onderdeel.

I. passend, gepast; II. 't passen, zie fit II; fittings, benodigdheden voor het inrichten v. e. huis, winkel; monteerbenodigdheden; fitting room, paskamer; fitting shop, bankwerkerij.