Wat is de betekenis van Fiool?

v. (fiolen), sierlijk gevormd flesje, inz. met lange hals en kleine buik; — de fiolen van zijn toorn over iemand uitgieten, iem. ten volle zijn toorn laten gevoelen, heftig tegen hem uitvaren; — fiolen laten zorgen, zich nergens om bekommeren.

fiool - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) een medicijnflesje

De fiolen van zijn toorn uitstorten of uitgieten over iemand, heftig uitvaren tegen iemand; ongeremd zijn woede op iemand uiten. Een fiool of fiole is een van oorsprong Latijns woord, phiala, dat onder andere ‘schaal’ en later ook ‘flesje met smalle hals’ betekende. In Openbaring 15:7 is sprake is van de ‘seven gouden phiolen vol des toorns Gods’ (...

[v. Gr. phialè = vat meer breed dan diep; schaal] bep. flesje met wijde buik of lange hals; de fiolen van zijn toorn uitgieten, hevig verbolgen uitvaren; fiolen laten zorgen, zich zorgeloos gedragen.

wijdbuikig flesje

fiool - Kleine of middelgrote vaten, hoofdzakelijk voor medicinaal gebruik en toiletbereidingen.

gasfles met smalle hals, naar onder breed uitlopend. Werd door de alchimisten gebruikt.

middeleeuwse buikvormige lies.

fiole, flessie met lang nek.