Fietssleutel
m. (-s), Engelse sleutel.
Wiktionary (2019)
fietssleutel - Zelfstandignaamwoord 1. sleuteltje van een fietsslot 2. (gereedschap) universeel stuk gereedschap met veel functies Woordherkomst samenstelling van fiets en sleutel
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jan Luitzen (2009)
(de; -s) 1 - Engelse sleutel 2 meestal verkleinv. - sleutel van een fietsslot
Jozef Verschueren (1930)
m. (—s) sleutel, schroevedraaier voor het los- en vastdraaien der schroeven van een fiets.
J.H. van Dale (1898)
FIETSSLEUTEL, m. (-s), schroevendraaier met verstelbaren bek, om de verschillende schroeven eener fiets los of vast te draaien; ...SLOT, o. (-en); ...STANDAARD, m. (-s); ...TOCHT, m. (-en); ...VERORDENING, v. (-en); ...ZADEL, o. (-s).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: