Wat is de betekenis van feestvreugde?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

feestvreugde

feestvreugde - zelfstandig naamwoord uitspraak: feest-vreug-de 1. de vreugde die een feest met zich meebrengt ♢ iedereen genoot zichtbaar van de feestvreugde op mijn bruiloft Zelfstandig naamwoord: feest-vreug-de de...

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

feestvreugde

v.: de feestvreugde verstoren.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

feestvreugde

('fe:st) v. vreugde die bij een feest heerst: de verstoren.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

feestvreugde

v., de vreugde die op een feest heerst: de — verstoren.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Feestvreugde

FEESTVREUGDE, v.; ...WEEK, v. (...weken), week in welke een feest plaats heeft; ...WIJZER, m. (-s), boekje dat aanwijzingen geeft omtrent de feestelijkheden, feestgids; ...ZANG, m. (-en).

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten