Wat is de betekenis van fasten?

2025-07-28
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

fasten

I. vastmaken, -zetten, -binden, -leggen; sluiten, dichtdoen; vestigen [een blik]. II. dichtgaan, sluiten; fasten (up)on, aangrijpen, zich vastklampen aan.